De dagpauwoog


Figuur 1
Figuur 2
Dagpauwoog
De dagpauwoog is een vlinder, zie figuur 1. De wetenschappelijke naam voor deze vlinder is Aglais Io. De dagpauwoog behoort tot de geleedpotigen en de familie is Nymphalidae (vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders).
Habitat
De dagpauwoog leeft vooral aan de randen van bosgebieden, graslanden, parken, tuinen en dijken. Hier zoeken de vlinders ook hun nectar. De rupsen daarentegen leven op brandnetels die groeien op vochtige, plaatsen in de schaduw aan de randen van velden, bossen of dichtbij het water. De waardplant van de vlinder is de brandnetel, zie figuur 2 (zelfgemaakte foto). Een waardplant is een plant waarop een virus of een organisme de bestanddelen vindt die voor zijn groei nodig zijn. [1]
Gedrag
De vlinders beginnen de dag vaak met het zuigen van nectar. De mannetjes gaan op zoek naar een territorium en houden deze bezet. Dat doen ze in een zeer snelle vlucht, wat men doet denken aan trekgedrag. Rond maart vertonen ze territoriaal gedrag. De daglengte blijkt het begin van territoriaal gedrag te bepalen. De mannetjes die een territorium bezetten zijn zeer oplettend ingesteld. Ze zien elke beweging en reageren hierop.
Leefgebied
De dagpauwoog komt voor van Japan tot Ierland en van Scandinavië tot Spanje. Ze verspreiden zich waarschijnlijk zover door de opwarming van het klimaat. De activiteit van de dagpauwoog vlinder in Nederland weergegeven in vier periodes is te zien in de figuren 1, 2, 3 en 4. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna. Daar waar de rode stipjes in de eerste vier figuren zijn, zijn ze vaak waargenomen. In deze figuren kunt u dan ook goed zien dat er een groot verschil zit tussen de verschillende periodes. Zo is het verschil tussen figuur 3 en figuur 6 erg groot. In figuur 6 wordt de dagpauwoog ontzettend vaak waargenomen en ziet u ook veel rode stipjes, in tegenstelling tot figuur 3 waar weinig rode stipjes aanwezig zijn. [1]
Seizoen activiteiten
Wanneer het in september en oktober weer kouder wordt, gaan de vlinders in winterrust. De meeste vlinders in Nederland brengen de winter door als eitje, rups of pop. De dagpauwoog daarentegen brengt de winter ook gewoon als vlinder door. In het vroege voorjaar laten de eerste vlinders zich weer zien. Dit is vaak in maart of april, wanneer de lente weer begint. In de lente en in de zomer zijn de vlinders druk bezig met het territorium, voedsel nuttigen en de paring.
Voortplanting
De vlinders komen in de lente na de eerste paar warme dagen uit hun winterkwartier en zoeken elkaar op voor de paring. Mannetjes verdedigen een territorium waar de vrouwtjes zich aandienen. Het vrouwtje wordt dan achtervolgt en de paring kan plaatsvinden. De dagpauwogen verschillen onderling niet van uiterlijk in tegenstelling tot vele vlindersoorten. Maar er is sprake van een onderlinge variatie in grootte. Na de paring legt het vrouwtje de eitjes af op de onderzijde van een blad, zie figuur 7.
Uiterlijk
De dagpauwoog begint als een rups. De kleur van de rups is, zoals u in figuur 9 kunt zien, zwart en wit gespikkeld. Ze hebben lange zwarte doorns op de rug. Deze rupsen kunnen wel tot 42 mm lang worden.
De rups wordt uiteindelijk een vlinder. De vlinder is vaak kleiner als de rups. De lengte van de voorvleugel kan variëren tussen de 24-31 mm. Het is een roodachtig/bruine vlinder. Op de bovenkant van alle vier de vleugels zit een opvallende oogvlek. De onderkant van de vleugels is zwart. Het achterlijf van de vlinder is het langste lichaamsdeel en is verdeeld in verschillende segmenten. Een voorbeeld van een dagpauwoog vlinder is te zien in figuur 8.
Voedsel
De rupsen eten van de grote brandnetel, hop en de kleine brandnetel. Het voordeel aan dat ze de brandnetel eten, is dat ze hierin weinig concurrentie hebben omdat deze planten vaak vermeden worden door andere dieren door de hoge concentraties brandharen. Rupsen eten zowel ’s nachts als overdag. Ze nuttigen dan ook erg veel voedsel.
De vlinder zuigt nectar van onder andere distels, pinksterbloem, paardenbloem en nog veel meer. In het voorjaar zijn de vlinders afhankelijk van de vroeg bloeiende planten om aan nectar te komen.
Voedselpiramide/keten
Net als bij andere vlindersoorten worden zowel de eitjes als de rupsen genuttigd door verschillende parasitoïden. Parasitoïden zijn organismen die op een gastheer moeten leven voor hun ontwikkeling en uiteindelijk de gastheer doden. Vrouwtjes van de parasitoïden zoeken de eitjes op van de vlinders en leggen in ieder eitje één van hun eigen eitjes. De sluipwesp eet het embryo van de vlinder op in het ei. Uit het ei ontstaat dan in plaats van een nieuwe rups, verschillende sluipwespen die ieder weer op zoek gaan naar vlindereitjes. De sluipwesp richt zich onder andere ook op de rupsen, zie figuur 10. Deze vrouwtjes zetten een ei af in het lichaam van de rups waarna de larven van binnen de rups opeten. De sluipvlieg zet eitjes af op de voedselplant van de rupsen waarna de vliegenlarve de rups binnendringt en het van buiten uit opeet. Er zijn ook roofwantsen die het vloeibare lichaamsinhoud opzuigen uit de rups. Bij aanraking van de rups, rolt hij zichzelf vaak helemaal op en laat zich op de grond vallen. [2]
[1] (Dagpauwoog, sd)
[2] (Wikipedia, 2019)




Figuur 3
Figuur 4
Figuur 5
Figuur 6




Figuur 7
Figuur 8
Figuur 9
Figuur 10
Maak jouw eigen website met JouwWeb